Historisch Onderzoek

Essays over de geschiedenis van plekken in Europa

Paul De Ley heeft een aantal historische stukken geschreven die zijn ontstaan vanuit zijn architectonische en stedenbouwkundige belangstelling.

Levenslang verliefd op landkaarten, de naam van Klaas Zeeman (1880-1961) ten onrechte vergeten, door Paul De Ley en Jos De Ley. Vijftig jaar geleden, op 14 oktober 1961, overleed de Hilversumse kweekschooldirecteur en cartograaf Klaas Zeeman. Van zijn hand verscheen een serie succesvolle schoolwandkaarten, die het licht zagen bij de Groningse uitgeverijen Wolters en Noordhoff. De Utrechtse hoogleraar C. Koeman noemde hem ooit 'de nestor van de Nederlandse cartografie'.

De ontwikkeling van de Karl Marx Allee, in voormalig Oost Berlijn, kan niet losgezien worden van de naoorlogse politieke situatie. Stedenbouw-architectuur-politiek-geschiedenis.

In Harcigny, een klein dorp in Noord-Frankrijk, brengt De Ley vaak zijn vakanties door. Zijn interesse in de plattegrond van het dorp, de huizen en de bedrijfjes die er gestaan hebben en de onvermijdelijke mutaties, leiden vanzelf naar de geschiedenis van het dorp en in groter verband de gehele streek.

Meerdere tochten langs het Canal de Bourgogne waren de aanleiding voor De Ley zich te verdiepen in de streek en in het verlengde daarvan in de geschiedenis van het Bourgondische Rijk in de context van de geschiedenis van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Het kwartet geeft stapsgewijs deze geschiedenis weer.


'Levenslang verliefd op landkaarten'

De naam van Klaas Zeeman (1880-1961) ten onrechte vergeten
Door Paul De Ley en Jos De Ley

Lees hier het artikel als PDF

Bron: Hilversums Historisch Tijdschrift
Eigen Perk, 1-2012


Woningbouw aan de Stalin Allee - Karl Marx Allee


2e Bouwfase: 1961-1970

1. Haus des Lehrers 1961-1964. Hermann Henselmann.
2. Wohn gebaude QP
3. Kino International 1961-1963 Josef. Kaiser.
4. Rathaus Mitte 1996-1998. Heinrich, Puhan-Schulz.
5. Pavillons
6. Café Moskou 1961-1964. Josef Kaiser, Horst Bauer.
7. PLatz der Vereinten Nationen. 1968-1970. Hermann Henselmann e.a.

1e Bouwfase: 1952-1960.

8. Strausbergerplatz Block A Hermann Henselmann.
9. Haus des Kindes. 1951-1953. Hermann Henselmann.
10 Haus Berlin.1951-1953. Hermann Henselmann.
11 Block B. 1952 Egon Hartmann
12 Plattenbauten 1969-1970. Sporthalle 1951-1971 Richard Paulick. Stalin-Denkmal
13 Block C 1952 Egon Hartmann café Sybille en Karl Marx Buchhandlung.
14 Block D. Kurt Leucht.
15 Hochhaus an der Weberwiese 1951-1952 Hermann Henselmann "de witte zwaan".
16 Block E. 1952 Hans Hopp.
17 Kino Kosmos 1960-1962. Josef Kaiser.
18 Laubenganghauser 1949-1950. Ludmilla Herzenstein. ism Hans Scharoun. Achter de populieren verstopt.
19 Block F. 1957. Karl Souradny. ea. Deel van project Frankfurter Tor.
20.Frankfurter Tor 1957-1961 Hermann Henselmann. { barock Gendarmenmarkt}
21 Block G Hanns Hopp { Endphase der Zuckerbackerstrasse}

Tekening en nummering bouwblokken uit het boekje; Architekturführer Karl-Marx-Allee Berlin' Van Thomas Michael Krüger

Geschiedenis van de "Karl-Marx-Allee", in het voormalige Oost-Berlijn.

"Berlijn is gedoemd altijd maar te worden en nooit te zijn."
~ Karl Scheffler

Stalin Allee - Karl Marx Allee Op 30 april 1945, de dag dat Hitler zelfmoord pleegde, gaf Berlijn zich over aan de Russische troepen en werd de stad verdeeld in vier bezettingszones. In de Sovjet zone arriveerden in de zelfde tijd drie groepen Duitse communisten. De belangrijkste onder leiding van Walter Ulbricht, opgeleid en getraind in de Sovjet Unie. Geharde communisten, vaak al in 1933 naar de Sovjet Unie gevlucht. Zij moesten de Sovjets helpen met de opbouw van een burgerlijk bestuur, maar stonden uiteraard onder hun strikt toezicht. Stalin wilde een fusie van de KPD met de SPD. (vernietiging van de SPD) Otto Grotewohl was leider van de SPD en nam in eerste instantie afstand van de communistische avances. Pieck was leider van de KPD. Uit de fusie van beide partijen volgde de SED (Socialistische Eenheidspartij van Duitsland) in 1946. Talloze sociaaldemocraten verlieten de Sovjet bezettingszone. De SBZ (Sovjet Bezettings Zone) moest nu omgezet worden in een communistische staat, de DDR, die op 7 oktober 1949 een feit werd. Het omvatte het grondgebied, dat na de capitulatie in 1945 door de Sovjet Unie werd bezet. Het werd een volksrepubliek naar Sovjet model, waarin de SED de alles overheersende macht zou zijn. De partij liet haar invloed op alle maatschappelijke terreinen gelden, ook op dat van kunst en cultuur. Voor de wederopbouw van Oost Berlijn betekende dat "geen experimenten, maar herkenbare traditionele architectuur" en pas na de na dood van Stalin in 1953 kwam er een versoepeling van de cultuurpolitiek. Wilhelm Piek, 1876-1960, was een van de oprichters van de KPD en leefde na 1933 in ballingschap in Moskou. Na zijn terugkeer in 1945, werd hij voorzitter van de Oost Duitse KPD. Hij was de eerste president van de DDR van 1949 tot 1960. Otto Grotewohl was in die tijd minister president onder Pieck. Walter Ulbricht, 1893-1973, was Duits politicus en in 1928 afgevaardigde in de "Rijksdag" van de KPD en verliet na Hitlers machtovername in 1933 het land en verbleef van 1938 tot 1945 in Moskou. Van de in 1946 in de Russische zone tot stand gekomen SED, werd hij samen met Grotewohl, voorzitter. Na de tot stand komen van de DDR in 1949 werd Ulbricht vicepremier en in 1950 eerste partij secretaris. Hij bracht het Stalinistisch model in de DDR. In 1960 werd hij benoemd tot president, wat hij tot zijn dood in 1973 bleef. Onder zijn bewind werd in 1961 de Berlijnse muur opgericht, die het volk van de DDR moest beschermen tegen het imperialisme van het Westen. Van Ulbricht is ook de uitspraak "Het moet er democratisch uitzien, maar wij moeten de touwtjes in handen hebben."

De meest absurde situatie, die de overwinning op nazi Duitsland heeft opgeleverd is het ontstaan van een gespleten stad Berlijn. Het westelijke deel met ruim twee miljoen inwoners vormde een Westduitse enclave midden in de DDR. Het oostelijk deel met ruim 1 miljoen inwoners is de hoofdstad en het regeringscentrum van de DDR. Lang vormde West Berlijn het eerste toevluchtsoord voor uitgeweken Oostduitsers. Het bestaan van de westerse enclave ondergingen de communisten als een angel in hun vlees. Gebonden aan het viermogendheden verdrag inzake Berlijn hadden zij een geringe ruimte om de inlijving van West Berlijn af te dwingen.

Zij probeerden het in 1948 door middel van een blokkade. Alle toegangswegen uit het westen, behalve die door de lucht, werden afgesloten. Gedurende elf maanden werd West Berlijn toen door vliegtuigen bevoorraad, een zeer kostbare onderneming, die de Russen duidelijk maakte dat de westelijke geallieerden, de stad niet zouden ontruimen.

"Berlin im Aufbau, de architectuur als teken van spanning tussen Oost en West Berlijn" is een artikel van Eva Maria Höper, Berlijn- Moskou 1900-1950. Op 8 mei 1945 geeft Berlijn zich over aan de Russische troepen en op 17 mei wordt Hans Scharoun benoemt tot leider van de afdeling Woning en Bouwwezen. Op 30 juni 1945 werd na onderhandelingen de stad verdeeld in een Frans, Engels, Amerikaans en Russische zone. Onder leiding van Scharoun ontstaan de eerste ontwerpen voor de wederopbouw van de verwoeste stadsdelen. De architect Max Taut droomde temidden van de puinhopen van een groene stad. In het Oost Berlijnse Friedrichshain ontwikkelde het collectief tussen 1946 en 1950 een stedenbouwkundig plan met galerijwoningen. Tot 1949 gingen de stadsplanners nog uit van de eenheid van de stad en Berlijn als hoofdstad van Duitsland. In 1946 komt de groep rond Scharoun met "Berlin plant, Erster Bericht" De opvolger van Scharoun legt in 1948 nog een gezamenlijk wederopbouwplan voor Berlijn op tafel, maar daar komt niets meer van terecht. Na de Berlijn blokkade in 1948 en de stichting van de DDR in 1949 gaan Oost en West Berlijn in de stedenbouwkundige planning hun eigen weg. In West Berlijn worden plannen ontwikkeld voor de wederopbouw van het Hansaviertel door middel van een internationale prijsvraag en in Oost Berlijn in Friedrichshain middels de wederopbouw van de Frankfurterstrasse en omgeving tot de Karl Marx Allee. Scharoun ontwikkeld in 1930 Siemensstadt. Hij was na 1945 een belangrijke figuur in de wederopbouw van West Berlijn en in 1963 was zijn latere belangrijke werk de Philharmonie. Na 1875 bestond het oude Hansaviertel in Berlijn uit gesloten bouwblokken met gepleisterde gevels. In WO II werd de wijk volledig verwoest. In 1953 werd in West Berlijn een internationale prijsvraag voor de wederopbouw van het gebied tussen de S. Bahnbogen en de Siegessäule uitgeschreven. Het Hansaviertel was het middelpunt van de internationale bouwtentoonstelling Interbau 1957. In de jury zaten o.a. Hans Scharoun en Wils Ebert. In 2006 leefden in het nieuwe Hansa Viertel 1700 inwoners in 1242 wooneenheden. Architecten uit 14 landen maakten ontwerpen, zoals Niemeyer, Jacobson, Aalto, Gropius, Taut, Van den Broek en Bakema enz. Le Corbusier bouwde aan de Flatow allee in Berlijn, een habitation met 527 appartementen.

Oost Berlijn laat de DDR een staaltje van monumentaal classicisme propaganda zien met de plannen voor de Stalin Allee. De herbouw van de tot puin gebombardeerde Grosse Frankfurter Strasse in Friedrichshain. In Oost Berlijn in Friedrichshain kwam het Collectief, zoals hierboven genoemd, onder leiding van Sharoun in 1946-1950 met galerij-woningtypen. De architecte Ludmilla Herzenstein was de ontwerpster van strakke moderne galerijwoningen die in 1949 werden gebouwd in de Grosse Frankfurter Strasse. Jaren later zou een rij populieren de woningen uit het directe zicht van de Allee plaatsen.

Walter Ulbricht noemde het Amerikaanse eierkisten en eiste "paleizen voor de arbeiders". De Berlijnse blokkade (van juni 1948 tot mei 1949) verandert de planvisie. Zeker ook na de stichting van de DDR in november 1949. In het voorjaar van 1950 reisde een delegatie Oost-Berlijnse architecten naar Moskou op studiereis. (discussie Duitse - Russische opvattingen). Voordat in 1950 met de herbouw van de Grosse Frankfurter Strasse, tussen Alexanderplatz en Frankfurter Strasse werd begonnen waren er stevige discussies over de architectuur. Sharoun was betrokken bij de wederopbouw plannen van Friedrichshain waarin de Strasse een centrale as vertegenwoordigde. De DDR leiding wilde een andere koers varen dan Sharoun en had bepaald dat in de hoofdsstraat van het stadsdeel Friedrichshain tussen Alexanderplatz en Frankfurter Strasse, arbeiders palijzen moesten worden gebouwd en er uit moest zien als een boulevard naar Moskou's voorbeeld. Door de laatste Engels-Amerikaanse bombardementen in Februari 1945 werd ongeveer 68 procent van de bebouwing getroffen. Het waren na de oorlog vooral vrouwen die het puin ruimden en de baksteen van cement ontdeden, "Trúmmerfrauen". In 1951 werd een prijsvraag uitgeschreven voor de Grossse Frankfurter Strasse, die in de zomer gewonnen werd door Egon Hartman. Zijn stedenbouwkundige kwaliteiten verwaterde echter steeds meer. Er waren nog 4 prijswinnaars, Hans Hopp, Richard Paulick, Kurt W. Leucht en Karl Souradny. Zij gingen in conclaaf onder de bezielende leiding van o.a. Walter Ulbricht. De architecten waren op dienstreis gestuurd naar Moskou, dat volgens Stalin als voorbeeld moest dienen voor hoofdsteden. Terug in Berlijn bleken ze bekeerd tot de classicistische architectuur, waarmee Stalin de euforie van het communisme wilde uitdrukken. Hermann Henselmann, de zesde architect, was niet voor de prijsvraag uitgenodigd, maar was bij de einduitslag aanwezig en wist zich volgens een verslag van Egon Hartmann handig in te likken bij het politburo van de SED. Toen de vijf prijswinnaars bij de DDR leiders verschenen voor de beslissende zitting troffen zij tot verbazing ook Henselmann aan. Hij toonde prachtige eigen ontwerpen aan voor Strausberger Platz, het beginpunt van de nieuwe boulevard. Klap op de vuurpijl was de tekening waarop monumentale obelisken en een grote fontein in het midden van het plein waren te zien. Het water overspoelde een kolossaal beeld van een groep zegevierend voorwaarts schrijdende communisten. In het slotakkoord nam Henselmann de houding aan van de figuren in beeld, schrijft Hartmann. Als geëlektrificeerd sprongen Ulbricht, Pieck en Grotewohl van hun stoelen en deden hem na. Pieck riep luid "Hermann, Hermann jij bouwt de Strausberger Platz". Uiteindelijk werd Henselmann een van de belangrijkste architecten met bouwwerken aan Strasberger Platz en Franfurter Tor. Richard Paulick had nog bij Walter Gropius gewerkt en Henselmann was aanhanger van Le Corbusier geweest. Maar reeds bij zijn hoogbouw aan de Weberwiese in 1952 was zijn stijl verandert. Later bouwde hij in de zichtas van de allee de televisietoren en Platz der Vereinten Nationen.

Op 21 december 1949 kreeg de Grosse Frankfurterstrasse de naam van Stalin Allee, als geschenk voor zijn zeventigste verjaardag. Het zou de eerste socialistische straat worden met een nieuwe nationale vormverschijning. Paleizen voor de arbeiders. Er werd een groot Stalin monument geplaatst op Duitse bodem in november 1961, dichtbij de Sporthalle van Richard Paulick. Dat was een van de eerste projecten welke in 1951 werd gebouwd als voorbereiding op de derde wereldspelen voor jeugd en studenten In 1968 werd het plan om technische redenen afgekeurd en in 1971 gesloopt.

Op 3 februari 1952 legde Minister president Otto Grotewohl de eerste steen voor blok E sud. De Stalin Allee werd niet alleen een monumentale woonstraat met ongeveer 2800 appartementen, maar ook veel winkels en restaurants, zoals café Warschau, café Budapest, een theater en een sporthal. Beroemd is café Sibylle, de vroegere populaire Milchtrinkhalle met in de achterruimte een klein museum over de ontstaansgeschiedenis van de Stalin Allee. Helaas is een van de markantste winkels "De Karl Marx Buchhandlung" in 2008 gesloten. Een bekend nieuw café uit 2005 is café Ehrenburg met traditioneel vijftiger jaren interieur. Om het feit dat de Sovjetschrijver Ilja Ehrenburg aan het eind van de oorlog de soldaten van het rode leger opriep zich keihard te wreken op de Duitse burgerbevolking te herdenken. Kino International is een typische voormalige Sovjet bioscoop met wandreliëf. Aan de overkant heb je restaurant Moskou, waarvan de ingang wordt omlijst met een metershoge mozaïek van de vele volkeren in de Sovjet Unie.

De negentig meter brede Allee met een lengte van 1,7 km is het langste historische bouwwerk in Duitsland gebouwd in de architectuur van het socialistisch realisme. Aan weerszijde gebouwen met maximaal negen verdiepingen bekleed met door Meissner vervaardigde keramische tegels. De woonpaleizen voor het volk, voorzien van cv, vuilniskokers en liften en conciërge. Moderne vijftigerjaren interieurs met badruimte en tv aansluiting. Op de daken van de Stalin Allee kon je zonnebaden en douchen. De Allee heeft brede trottoirs, twee maal drie rijbanen en een royale groene middenberm.

Op 17 juni 1953 komen op de Stalin Allee de bouwvakarbeiders in opstand. Zij demonstreren tegen de verhoging van de productienormen met 10 procent, wat tot een volksopstand leidde, die bloedig werd neergeslagen door Russische tanks.

In 1961 kon men het grote beeld van Stalin zien liggen met een kabel om zijn nek. In Moskou was Nikita Chroesjtsjov aan de macht gekomen en werden alle vervolgingen en persoonsverheerlijkingen onder Stalin vanaf 1956 aan de kaak gesteld. De oorlogsheld bleek een misdadiger. De Stalin Allee heette voortaan Karl Marx Allee. De in ongenade gevallen dictator werd 's nachts verwijderd, zodat niemand het zag. Het brons van Stalin werd gebruikt voor beelden die nu nog in de Oost Berlijnse dierentuin staan. Naar verluid zijn het de sabeltand-tijger en de ezel. Ook in Amsterdam werd de Stalinlaan omgedoopt in de neutrale Vrijheidslaan.

De tweede grote wending in de DDR architectuur vond plaats eind jaren 50, een paar jaar nadat Chroesjtsjov in de Sovjet Unie een pleidooi had gehouden voor goedkopere geïndustrialiseerde woningbouw. Na de dood van Stalin in 1953 trad een versoepeling van de cultuurpolitiek in, wat ook herkenbaar werd in de architectuur.

Herman Henslmann veroverde een belangrijke rol in de afbouw van de Karl Marx Allee. Het begon in 1952 me het "Hochhaus an der Weberwiese", de witte zwaan die uit de puinhopen opstijgt" zo omschreef de architect zijn appartementen gebouw. Het koste hem heftige discussies met de DDR leiding, wat met de nodige concessies gepaard ging. Vervolgens bouwde hij Strausbergerplatz en won de prijsvraag voor de Frankfurter Tor waar hij beïnvloed werd door de torens van de Gendarme markt. Zo kreeg het eerste bouwdeel van de Karl Marx Allee er twee pleinvormige ruimten bij. In 1968-1970 bouwde Henselmann het Platz der Vereinten Nationen in een andere bouwstijl. Deze plek heette oorspronkelijk Leninplatz. Dit plein werd op 19 april 1970, de honderdste geboortedag van Lenin, voorzien van een 19 meter hoog standbeeld van de meester. Maar ook dit beeld werd in 1995 ontmanteld. Richard Paulick was coördinator van het totaal. Hij had bij Gropius gewerkt. En bouwde gelijk Henselmann zijn gebouwen in zakelijke stijl. Later ontwierp Henselmann de televisie toren op Alexanderplatz in de as van de Allee.

Herman Henselmann is geboren in de Harz. In 1923 ging hij naar de kunstnijverheidschool in Berlin-Friedrichshain. Zijn voorbeeld was Le Corbusier, die hij in 1930 ontmoette. Hij ontwierp een villa in Montreux in de nieuwe zakelijkheidstijl. In 1945 reorganiseerde hij als directeur de hogeschool voor de bouwkunst van Weimar door de leerconcepten van Walter Gropius voor het Bauhaus nieuw leven in te blazen. Vier jaar later werkte hij op een post aan het Instituut voor het Bouwwezen, dat geleid werd door Hans Scharoun, de grote planoloog van na de oorlog. In samenspraak met Richard Paulick kreeg hij de leiding over het collectief dat vorm moest geven aan de Karl Marx Allee in Oost Berlijn. Ook het Haus des Lehrers 1961-1964 is door Henselmann gebouwd, zij het in een modernere stijl.

"Berlijn is gedoemd, altijd maar te worden en nooit te zijn."
~ Karl Scheffler

Het oude Stadtschloss werd in de 16e eeuw gebouwd door Andreas Schüter. Het paleis was de residentie van de Brandenburgse markgraven en keurvorsten, Pruissische koningen en Duitse keizers. Het Stadtschloss is grotendeels in 1945 door bombardementen verwoest. De laatste resten zijn door Walter Ulbricht in 1950 gesloopt voor de bouw van het Palast der Republik, ook wel "Erichs Lampenladen" genoemd. Erich Honeker, de opvolger van Ulbricht, liet begin jaren zeventig in duizend dagen het complex bouwen. Vlak na de wende, in september 1990, werd het paleis gesloten. Het was de trots van de DDR, dit moderne gebouw met bruin spiegelglas, dat tussen 1973 en 1976 verrees in het hart van Berlijn op de plaats van het Keizerlijk Pruisisch Stadtschloss voor het DDR parlement en het volk. De 20.000 ronde lampen aan het plafond van de foyer zijn weg. Jaren lang zat het gebouw dicht en mochten alleen arbeiders in maanpak binnen om het asbest te verwijderen, waar het gebouw vol mee zat. Er zijn heel wat Oost-West debatten overheen gegaan om het uiteindelijk te slopen. En er werd weer gepraat om opnieuw het Pruisisch Stadtschloss, zetel van de Hohenzollern dynastie te herbouwen. In 1993 werd in vijftig dagen een gigantische steigerstelling gebouwd voor het ophangen van dikke plastic lappen, waarop het barokke Schloss op ware grootte tot in details was nagetekend. In 2002 werd besloten om het Stadtschloss in een hernieuwde vorm te herbouwen ten behoeve van de Humbolt universiteit. Ontmoetings-, conferentie- en cultuurruimtes voor burgers, musea met de natuurwetenschappelijke verzameling van de Humboldt universiteit en de etnologische collectie uit Berlijn Dahlem en de Berlijnse Staatsbibliotheek krijgen een plek in het nieuwe gebouw. De eerste steen is gelegd in juni 2013.

Paul De Ley. 24-06-2013.

HARCIGNY
Harc-Hardt = Foret en Igny = Feu. (epoque Gallo-Romaine)

Harcigny De periode Gallo Romaine in de eerste eeuw na Christus en zijn invloeden in de Thiérache zullen nader worden besproken. Ook de naamgeving van de Thiérache, die op veel manieren is uit te leggen. Terre riche = rijke aarde of terra essa = terasse geeft dan Thiérache. Hierbij wordt verwezen naar het kappen van bos ten behoeve van landbouw en weidegrond. Andere bronnen spreken van de naam van Thiérry, koning van Neustrie en van Bourgondië in de 7e eeuw. Het gebied Neustie strekte zich uit van de Loire naar het noorden en grensde min of meer aan Bourgondië.

Er bestaat een oud kinderliedje over de Thierache: 'Tirachiens, Tiraloups, Tire la queue du loup. Vang de honden, Vang de wolven, Vang de wolven bij hun staart'. Als de Thirrachiers met hun wilde en woeste aanblik uit de wouden naar de stad kwamen, dan zong de jeugd dit liedje.

946 In de 10e eeuw was de 'heerlijkheid (grondgebied) d'Harcigny' eigendom van de abdij van Bucilly en viel onder Rozoy sur Serre. 'Eibert' (Albert), graaf van Vermandois had het geschonken aan de 'religieuzen' (kloosterlingen) voor de stichting van de abdij van Bucilly in 946, met inbegrip van de lijfeigenen, horigen zowel mannen als vrouwen die het grondgebied bewoonden.

1187 Het dorp Harcigny is derhalve nooit van leken (landheren) geweest. Het afgeschermde gebied van Harcigny omvatte in de 12e eeuw '40 muids' bosgrond. Een deel was in 1187 gegeven aan de abdij van Thenailles door de Graaf van Vlaanderen.

1206 Dat eigendom zou nog het object zijn van discussies in 1206 tussen Julienne, dame van Bancigny en de religieuzen die er definitief afstand van deden in 1244 ten gunste van Godfroy, broer van de hertog van Brabant tegen een vergoeding van een rente van 2 "muids" koren. In 1231 deden de religieuzen van Bucilly afstand aan de karthuizer monniken van Val-Saint Pierre van 4 'jalois' grondgebied die zij bezaten van Biscard de Harcigny onder voorwaarden dat de karthuizer monniken zouden geven aan Bucilly de helft van de 'tiende' belasting over de periode van de oogsttijd en dat de Val-Sant Pierre niets zou kunnen verwerven van Harcigny zonder toestemming van Bucilly.

Harcigny ca. 1300-1393 Guillaume de Harcigny is geboren te Laon, maar zijn ouders zijn vermoedelijk afkomstig uit Harcigny. Hij studeerde in Laon en maakte vele reizen door Egypte, Italie, Syrie, Palestina. Jacky Billard schreef in 2006 'Guillaume de Harcigny, médecin de Charles VI, le roi fou'. Guillaume, die zijn reputatie als meester-dokter heeft gevestigd in de plaatsen Laon en Noyon is bij het ziekbed van Charles VI geroepen, die waanzinnig was geworden bij een bloedig gevecht met Enguerrand VII, heer van Coucy in 1392. Hij heeft zijn opleiding gevolgd in Laon, bij een instelling die bij de kathedraal hoort en in Parijs, waar hij meester in de medicijnen werd. Hij was leergierig en maakte een lange rondreis langs de Middelandse Zee. Zijn reis bracht hem naar Syrie, Egypte en Palestina om de Arabische medische wetenschap te bestuderen en in praktijk te brengen. Zijn kennis, toen hij als 90 jarige met pensioen was, bracht hem naar Creil (klein stadje ten Noorden van Parijs) waar hij 'superieur was aan diegenen die spilziek omgingen met hun noodzakelijke verzorging en gezondheid'. Na zijn missie te hebben voltooid kwam hij moe en verzwakt terug in Laon. In 1393 ging hij dood in zijn geliefde plek waar hij opgroeide in de Rue de Cordeliers te Laon. In Harcigny heet het place de L'Église sinds enige jaren 'Place Guillaume d'Harcigny'. Een Variant op dit verhaal klinkt als volgt:
Guillaume studeerde psychologie en psychiatrie en na zijn verblijf in het Midden Oosten keert hij naar Laon terug en vestigt zich als meester in de natuurkunde. Hij werd in 1392 aan het hof van Charles VI geroepen tijdens diens eerste crisis van krankzinnigheid. Hij gaf hem 6 maanden medische verzorging. C. L. Supernant, bewoner van Harcigny, schreef een gedicht van 52 pagina's over Guillaume, médicin du roi Charles VI. Charles VI leefde van 1368-1422. In de inleiding naar het gedicht noemt Supernant zijn bron: 'Extrail de l'histoire manuscrite Laonnois M. LeLeu, T.11. pages 31 en 32 et suiv.' Guillaume arriveerde bij Charles VI in 1392. Guillaume stierf op 11 july 1393. In zijn nalatenschap schonk hij 500 francs voor l'église de Harcigny . La Chapelle Des Tempeliers in Laon beschikte lange tijd over 'Le gisant transi de Guillaume' die in 2005 werd gerestaureerd. Nu is hij te bezichtigen in het 'Musée archéologique'.

1337-1453 De Honderdjarige oorlog duurde van 1337 tot 1453. Het omvat een reeks van oorlogen tussen Frankrijk en Engeland. De Engelse koning Eduard III maakte aanspraken op de Franse troon. Hij hernieuwde die in 1339 uit vrees voor de Franse interventie in Vlaanderen en Schotland. Aan het hoofd van een indrukwekkend leger trok hij door de Thiérache en verwoestte de dorpen die gesitueerd waren aan de grens van Hainaut. De Engelsen streden aanvankelijk met grote successen en de Engelse koning proclameerde zichzelf in 1340 tot koning van Frankrijk. De grote pestepidemie van 1348 en vervolgens die van 1359 en 1373 verwoestte en ontvolkte de streek.

1339 Het grondgebied rond Bancigny kwam in bezit van de familie de Hornes. Bancigny is vandaag de dag een klein dorp met ongeveer 40 inwoners op 5 kilometer afstand van Harcigny. In het begin van de 11e eeuw had je er de Seigneures de Hornes (vandaag de dag hebben De Hornes nog 'un grand bourg' in de buurt van Roermond). Zij regeerden Bancigny, St Clement, Plomion en een groot deel van de omgeving, waaronder vermoedelijk ook delen van het grondgebied van Harcigny.

1524-1568 Phillipe de Montmorency, geboren te Nivelle in Vlaanderen, graaf van Hornes, baron d'Altena, seigneur de Hachicourt, de Wimy, de Farbus, du Borsquet, d'Escarpel, de Sauchy-le-Coucher, was de zoon uit het eerste huwelijk van Jeanne van Egmont met Joseph de Montmorency. De titel graaf van Hornes kreeg hij van de tweede echtgenoot van zijn moeder, Jean de Hornes (graaf van Bancigny) die kinderloos bleef.

ca. 1600 Een onderdeel van een brief geschreven door Raymond Vachet aan de heer Pargneaux (onderwijzer van 1952 tot 1964 in Harcigny). 'Ik heb met meneer Edmond Dufour gepraat over onze jeugd en de herinneringen die wij hebben aan onze voorouders. Harcigny heeft invasies van buitenlanders (vreemdelingen) en religieuze oorlogen over zich heen gehad in het bijzonder aan het eind van de 16 de eeuw. De huizen werden in brand gestoken door de Spanjaarden ten tijde van het regime van Henri IV, koning van Frankrijk. Slechts drie huizen zijn ontsnapt aan het vuur, omdat zij met natte lakens waren bedekt. Er waren hier meer dan 1500 inwoners. Het grootste deel bestond uit vluchtelingen aan de noordkant van het bos. (entree van het bos bij Mr Dautigny). Zij hadden zich ingegraven in loopgraven, om zich te beschermen, maar de Spanjaarden hebben hen ter plaatse afgeslacht. Het is vanaf dat moment dat deze omgeving La Citadelle werd genoemd (burcht- bolwerk).

1598 De vrede van Vervins (2 mei Traité de Vervins). Tussen Frankrijk en Spanje (Henri IV et Philippe II d'Espagne).
Einde van de religieuze oorlogen.
Onder Henri IV (1589-1610) vond de wederopbouw van steden en dorpen plaats in de Thiérache en later ook onder Louis XIII (1610-1643) met het fortificeren van de kerken (Prices, Hary en Burelles).
Het inwonersaantal was Harcigny is ca. 1500. Maar het ergste moest nog komen met de 30 jarige oorlog.(1618-1648). Vanaf 1631 nam Frankrijk de verantwoordelijkheid voor de verdediging van haar noordgrens op zich, inclusief de verdedigingswerken.

1617-1700 Papeterie D'Harcigny. (Moulin Thoinin)
Op 800 meter afstand van de graanmolen d'Harcigny (Moulin Marquette) bevonden zich in 1966 nog sporen van de graanmolen Thoinin, die vernietigd is ten tijde van de religieuze oorlogen. De watermolen moet gelegen hebben aan de Huteau op de grens van Harcigny en Plomion. Het gebied ten zuiden van de Huteau draagt de naam 'au dessus du Moulin Thoinin'. De molenaar Robert Wamain uit Houry bezocht Nicolas Debray welke laatste als notabele van Harcigny connecties had met L'Abbaye de Bucilly. De molenaar wist hem te overtuigen van de voordelen die het gebied aan de Huteau bood voor de bouw van een graanmolen. Op 19 april 1617 kreeg hij de concessie om aan de bedding van de rivier een bedrijf naar zijn keuze te maken tegen de betaling van pacht aan de abdij en een kleiner deel aan de graaf van Bancigny. De molenaar bouwde een graanmolen, maar de geestelijkheid was het daar niet mee eens. L'Abbaye de Bucilly vond een papiermolen meer geschikt voor Harcigny. Zij stapte naar de notaris om haar gelijk te halen. Ook de molenaar, bij voorbaat veroordeelt, dreigde met een schadeclaim. De notaris, geleid door zijn begerigheid, bood zijn diensten aan om samen met zijn vrouw Roberte Lesains het onroerend goed te kopen. Hij liet er papier maken van diverse soorten naar ontwerp van Jean Naudet en Marin Taute. Na verloop van tijd werd de papiermolen en zijn bijgebouwen verkocht door de kinderen van de notaris aan Mongin Colin en Marian Deglaire voor 27 jaar. Het geheel was in zeer slechte staat door de oorlog tussen Frankrijk en zijn vijanden en werd in 1639 in brand gestoken.
In 1648 werkte er Jean Brasseur, ploeger uit Landouzy la Court, en in 1657 werden de opstallen weer verkocht aan Claude Legros en Jeanne Debray, die het in 1657 aan hun zoon overdroegen. Rond 1700 kwam er een einde aan de activiteiten van de watermolen en trad het verval van de bouwwerken in.
In 1720 breekt er opnieuw een conflict uit tussen de religieuzen van Buccily en de bewoners van Harcigny wat uitgevochten wordt bij 'Le grand conseille l'etat'. De bewoners zijn tegen de doorstart van de papiermolen en winnen de uitspraak.

1635 Frankrijk verklaarde op 19 mei de oorlog aan Spanje. De Thierache werd min of meer door de Spaanse soldaten uit de Zuidelijke Nederlanden onder de voet gelopen. Van de oorspronkelijke kerk, die recht tegenover de huidige kerk heeft gestaan op het grondgebied van de boerderij van Pery, is heel weinig bekend. Vermoedelijk is de kerk in vlammen opgegaan rond 1635 ten tijde van de oorlog tussen de Fransen en de Spanjaarden in de Zuidelijke Nederland. De hel brak uit toen Lodewijk de 13e in 1643 overleed. Zijn zoon de toekomstige Lodewijk de 14e was 5 jaar oud. Zijn moeder 'Anna van Oostenrijk' nam het regentschap over, maar de feitelijke macht lag bij kardinaal Mazarin. Opstandige prinsen vroegen de Spanjaarden in de Zuidelijke Nederlanden te hulp en golven legerkorpsen overspoelde de Thiérache. Waarschijnlijk is in die tijd ook het gehele dorp, wat grotendeels uit hout was opgebouwd, verwoest. La Capelle en Vervins werden belegerd in 1636 en de burgers vluchtten in de kastelen, forten en de bossen. Ongeveer zes tot zeven jaar duurde deze oorlog ook in de Thiérache. (zie Bussinks boek)

1648 In 1648 is er het verdrag van Westfalen. Maar in de regio veranderde er niets. Want in 1649 vallen de Spaanse troepen opnieuw in maart van dat jaar Frankrijk binnen en trekken via Guise naar Crecy, Rozoy en La Capelle. Deze steden ondergaan de verschrikkingen van de oorlog. De 'Vrede van de Pyreneeën' met Spanje heeft uiteindelijk in 1659 de frontlijn tussen Frankrijk en de Spaanse Nederlanden meer naar het noorden verplaatst, na de annexatie van een groot deel van Artois en Hainaut.

1661-1866 Papeterie de la Tortue.
Hoewel deze molen zich op het grondgebied van Thenailles bevond was zijn wel en wee nauw verbonden met veel bewoners uit Harcigny. Omstreeks 1966 is door Christian Duchene onderzoek gedaan naar de geschiedenis van deze molen op de grens van Thenailles en Harcigny aan de rivier de Huteau. Een geschiedenis die zich over twee eeuwen uitstrekt van 1661 tot 1866. Nicolas Boucher, nauw verbonden met l'Abbaye de Thenailles, besloot in 1661 het pachtcontract te vernieuwen om daarmee het maximale rendement uit de eigendommen te halen. 'La Grande Cens' ging naar Jean Baptiste Brasseur en 'Le petite Cens' ging naar Nicolas Lefevre. Thomas Grenier (Thenailles) kreeg van Boucher de opdracht om een huis en een papiermolen te bouwen. Het complex werd in de uiterste zuidwesthoek van Thenailles opgezet op 700 meter afstand van Harcigny, slechts gescheiden door de terreinen 'De la Fontaine au bac'. Thomas Grenier vroeg in 1664 aan de l'Abbé de Harcigny, die het grootste gedeelte van de gronden van Harcigny bezat, het recht om water van de Huteau te mogen gebruiken voor de watermolen. Er bestond al de molen Thoinin in Harcigny sinds het begin van de 17e eeuw op 2 kilometer afstand op de linkeroever van de Huteau niet ver van het grondgebied van Plomion. De papiermolen werd gerund door Claude Legros en Jeanne Debray. (zie 1617-1700) Bij de ontwikkeling en het ontwerp van de papiermolen waren veel namen van oude families van Harcigny betrokken. Het leven en werk van 'La Tortue' was dan ook meer gericht op Harcigny dan op Thenailles. Aan het eind van de 17e eeuw lazen we in de burgerlijke stand van de gemeente Harcigny namen als Taute, Lamborion, Duclos, Dufour, Grenier, Duchene, Bouxin en Faverau. Het grootste deel van deze namen zijn verbonden met de ontwikkeling van de papiermolen. Rond 1745 werd de papierfabriek verkocht aan Nicolas Vrayet, beedigd arts-chirurg te Vervins. Rond 1750 kwam de molen terug in handen van de Prémontres van Thenailles. Jean Bouxin, voormalig papiermaker en ploeger uit Harcigny, werd door de religieuzen gevraagd om de molen goed te laten functioneren. Tijdens de Franse Revolutie werd in 1789 de molen genationaliseerd en in 1792 verkocht. In 1794 waren er nog maar twee werknemers en werd er in 1809 overgeschakeld op de fabricaten van tarwe. Na 1815 verviel de molen tot een bouwval. In 1878 restte er nog de toren.(verdediging bij het isolement van de molen). En in 1914 restte er nog enige muren voor rugdekking van Franse soldaten. Miegelen, Robbert en Jeanne Taute, behoorden tot een van de oudste families van Harcigny gedurende meer dan drie eeuwen. Claude, Antoinette, Jean Lamborin behoorden tot een andere belangrijke familie aan het einde van de 17de eeuw. (Faverau begin 18e eeuw, Raineville begin 18e eeuw, Bouxin, Dufour 17e eeuw) De geschiedenis van 'L'Abbaye de Thenailles' herinnert ons eraan hoe de Abbayes, als mede eigenaren, de eigendommen, bezittingen van de Abdij, achteloos verwaarloosden en hoe ze tot persoonlijk voordeel werden van de hogere geestelijken zoals de priesters en bv Nicolas Debray. Er moet nog ergens op het gemeentehuis van Harcigny een watermerk op papier rondzwerven van de schilpad 'La Tortue'.

1714-1818 Middenschip van de kerk van Harcigny.
De huidige kerk is geheel van baksteen en gewijd aan de beschermheilige 'St. Martin'. (zie het kleine beeldje in de kerk van St. Martin met één arm). Hij gaf, wat Harcigny betreft, niet alleen zijn paard en mantel weg aan de armen maar ook zijn ene arm. De kerk is in verschillende perioden opgebouwd en draagt dan ook verschillende data zoals 1714 (het middenschip), 1749 (de verstevigde toren) en 1818 (het koor) In het 'Registre de la commune Harcigny' dat ontstaan is na de Franse Revolutie van 1789 en wel op 15/ pluviose 9 1791+9 = 1800 staat uitvoerig beschreven hoe de aanbesteding plaatsvond van de restauratie van een deel van de Noordgevel (pleingevel) in 1818. Het betrof hier een muurdeel en twee grote ramen. De muur is aan de onderzijde één meter dik en is over een hoogte van twee meter driemaal verjongd (ingesnoerd). Hij is aan de onderzijde opgebouwd uit natuurstenen blokken. Voor de rest gebruikte men oude stenen of goedgehakte blokken. De twee nieuwe ramen bestonden uit twaalf opdelingen inclusief een ventilatie raam. De Zuidgevel, gericht naar het schoolplein, kreeg alleen nieuwe grotere ramen. Het doopfond van witte natuursteen werd herplaatst naar de oude plek rechts bij de ingang. Aan de binnengevel werden de Noord- en Zuidmuur gepleisterd met een mengsel van kalk en leem. Het interieur van het koor werd afgewerkt met 2 delen kalk en één deel zand. Dit alles werd afgeschilderd met een kalkmengsel. Er kwam een dakoverstek van 60 cm en op maaiveld een gootdiepte voor de afwatering van 100cm breedte. De overige delen werden met gebakken steen afgewerkt. ( In de 18e en 19e eeuw waren er baksteenfabriekjes in het dorp). Het werk moest binnen een maand na opdracht worden begonnen door een ondernemer, die zich aan de geschreven opdracht moest houden. De commune zou voor het noodzakelijke materiaal zorgdragen.

De offertes:

Jacques Michel. Entrepeneur. 1300 francs
Francois Hobee 1250
Cypryen Perilleux 1200
Nicolas Cux 1185
Jean Restons 1075
Francois Wuillot 1070

Uiteindelijk werd het werk gegund aan Nicolas Cux voor 1050 francs. Het kalk werd uit Val St. Pierre met paard en wagen door Nicolas Cux gehaald. Zand en leem kwamen uit Landozy la Cour. Op 5 april 1818 besliste de gemeenteraad over het project en ging ze hout verkopen om materialen te kunnen kopen en om Cux te kunnen betalen.
Materialen 1238 francs
Cux 1050 francs
In het gemeenteregister van Harcigny is dit gehele verhaal opgeschreven in deel 1 en ondertekend door 'Maire Michel, 14 juli 1818, dimanche'. Monsieur Watteau was 1e plaatsvervanger van de burgemeester. De ingemetselde data zijn uitgevoerd in gesinterde stenen. Het Sanctuaire (heiligdom in de kerk), plaats waar het hoofdaltaar staat, is toegewezen aan de Tempeliers. Er gaan verhalen over de aanwezigheid van souterrains, die zich uitspreiden over diverse plaatsen van de commune, maar niemand weet er het fijne van.

Het klokkenspel in de toren van L'eglise St Martin. In 1828 werden twee klokken van Russisch rood koper gekocht want een derde was reeds aanwezig. Deze drie klokken zijn in de eerste wereldoorlog door de Duitsers meegenomen In 1930 zijn drie nieuwe klokken aangeschaft. Zij kregen de namen Adélina, Victoire en Philomène.

De bescherheilige van Harcigny is Martinus van Tours ( St. Martin). In Nederland en België wel St. Maarten genoemd. St. Martin was vanaf 371 na Chr. de heilige bisschop van Tours. Hij diende als jonge man in het Romeinse leger en schonk in die tijd de helft van zijn mantel aan een bedelaar. Later werd St. Martin de patroon heilige van Frankrijk. In Harcigny schonk hij niet alleen zijn mantel maar ook zijn arm aan die bedelaar. Bij de interieur restauratie van 2012 is zijn arm achter een wand teruggevonden.

1780 De familie Watteau levert burgemeesters tot 1925
1788 Grote windhozen.
1789 Drie maanden vorst.
1789 De Franse revolutie. Na de revolutie krijgt de Staat de gronden behorende bij de kerk.
1790 Verdeling van de bossen.
1793 De strenge winter van 92-93
1800 Gemeente register van Harcigny?
1800-1935 Moulin Marquette.

Een watermolen van jongere datum is de graanmolen 'Marquette'. Deze molen met bijgebouwen bevond zich het dichts bij het oude centrum van Harcigny aan de 'Rue du Moulin'. Vermoedelijk is de molen gebouwd rond 1800 en in onbruikt geraakt rond 1935. Op de 'Carte kadastre Napoleon' van Harcigny, gemaakt rond 1815 is het toevoerkanaal naar de molen duidelijk te zien. Ook van de barrage in de rivier is het stenen fundament nog aanwezig. Funderingsresten van de molen en van enige aanpalende gebouwen zijn ook bewaard gebleven. In het landschap is duidelijk de bedding van het toevoerkanaal waarneembaar. In 1870 is een nieuwe brug over de Huteau gemaakt aansluitend op een nieuwe wegverbinding naar de 'Rue principale' die aansluit op de bestaande weg naar Nampcelles la Court. De bijgebouwen en misschien ook de fundamenten of opbouw van de begane grond zijn te zien op de kadastrale kaart van Harcigny uit 1901. (Plan d'Aligement de la Rue du Moulin emplacement de la Fausse Riviere). Een tiental meter verwijderd van de brug bevind zich onder de weg nog een stenen duiker ten behoeve van de watertoevoer naar de molen. De originele gemetselde brug uit 1870 is later vervangen door een betonnen brug. Verder circuleert in het dorp een tekening van de molen "crayon en bois" van Albertine Lefevre uit 1889 (familie van de grootmoeder van Bernard Hobart). Misschien weet de moeder van de cafébaas daar nog het een en ander van. Ook leven er nog nazaten van de familie Marquette in het dorp, die misschien nog wat van hun overgrootouder weten? De molen was vermoedelijk een graanmolen. De molenstenen moeten zich ergens in Harcigny bevinden.

1801 Schoolverhaal Harcigny 1801 - 2003.
Vanaf 1801 bestaat er een soort privé onderwijs voor jonge kinderen. Mr. Taute wordt benoemd tot onderwijzer en secretaris. Een soort privé onderwijs. Hij moest zelf hout, verlichting en papier leveren. De kinderen moesten een vorm van schoolgeld betalen. Het aantal inwoners in het dorp is in die periode rond de 700. In 1849 wordt de Mairie-ecole gebouwd naast het koor van de kerk met een klas voor grote en een klas voor kleine kinderen. In 1850 wordt in Frankrijk de scheiding van het onderwijs tussen jongens en meisjes ingevoerd. De Mairie-ecole wordt gedeeltelijk een jongensschool en in 1861 wordt naast de kerkingang de school voor meisjes en een logement gebouwd. In1978 wordt de huidige salle- polyvalente in het gebouw ondergebracht. In 1870 wordt de landelijke wet voor het gratis onderwijs ingevoerd. De schoolsluiting is in 2003 wegens de gestage terugloop van het kindertal in het dorp. In 2005 wordt de m Mairie- école omgebouwd tot Mairie-appartement. Daniel Francois,geboren op 25 december 1936 te Origny en Thiérache was in Harcigny tussen 1965 en 1978 onderwijzer en secretaris op de mairie in Harcigny. Van 1992 tot 2001 was hij alleen secretaris op de Mairie. Hij was een van de laatste onderwijzers ter plaatse.

1802-1815 1e Empire Napoleon. Waterloo 1815
1815 Kadastrale tekeningen van gemeente Harcigny (kadaster van Napoleon).
1818 Bouw c.q. restauratie van het koor van de kerk van Harcigny.
1831 Bouw van woonhuis en smederij aan de Rue Constant Juliën in Harcigny, waar de vader van Gilbert Beuvelet later zijn smederij zou vestigen.
1836 Inwonersaantal Harcigny ca. 800.
1848-1851 2e republiek
1851-1870 2e Empire, Napoleon III.
1853 Gemeente Harcigny geeft opdracht landmeetkundige tekeningen te maken.

1870 Frans-Duitse Oorlog. La bataille de Saint- Quentin. Sous prefect onder de Duitsers in bakstenen huis tegenover de kerk. Na de oorlog van 1870 worden er weerstandslessen gegeven ook op lagere scholen. Leerlingen moeten marcheren met houten geweertjes. Er worden schietlessen gegeven. Frankrijk voelt zich vernederd door de snel verloren oorlog. Ieder jaar wordt er nog steeds een schietfestijn gehouden rond de 14 juli in de 'Chemin de Tir' te Harcigny. De bevolking moest de republiek dienen en goede burgers worden en dat moest al bij de kinderen worden aangeleerd.

1870-1888 Een beeldvorming van de bedrijvigheid in de negentiende eeuw in Harcigny. Gekregen door rekeningen die zij rond 1878 naar de Mairie stuurden, buiten de landbouw, veeteelt en mandenvlechterijen.

PAGNIER-TERRIEN Briquetterie et Boulangerie
PERILLEUX-DELABY Epicerie, Mercerie (Biere-Eaux de Vie) Sabots, Brides, Fromages, Graines, Potageres.
LEFEVRE-DOYË Epicerie, Mercerie. Vins, Eaux-De-Vie, Liquers. Trefles, Luzernes, Graines, Fourrageres.
HENRI BOHAIN Taillanderie- Maréchalerie ( ijzersmid- sloten e.d.)
CATRIN-MOREAU Maréchal a Harcigny

1880 In 1880 werd de 14e juli, de nationale feestdag, voor het eerst officieel gevierd.

ca. 1880 Vannerie (mandenmakerij)
In Harcigny werkte in de hoogtijdagen 100-150 mandenmakers. Het was veelal thuiswerk. Ieder had zijn eigen type mand waar men in gespecialiseerd was en er werd op bestelling vervaardigd. Er bestaat een foto van rond 1900 van een grote groep vanniers voor een houten schuur in het dorp. Het schillen, splijten en pletten van wilgentenen en riet met de bijbehorende apparatuur was veel en zwaar werk. Riet werd na het kappen twee maanden in het water gezet, dan groeide het verder en daarna kon je makkelijker de kern eruit halen. Het ontbreekt Harcigny niet aan water. Talrijke bronnen bevinden zich in de bodem. La Grande Fontaine voedt een wasplaats en twee drinkplaatsen, te weten La Fontinette en La Fontaine David. Beneden het dorp bij de Huteau is een klein meer aangelegd, waar de vlechters, (mandenmakers) hun wilgentenen weekte. La source de la Comptesse markeert de grens tussen Plomion en Harcigny. Het is de drinkplaats voor dieren. Het grondgebied van Harcigny omvat 730 ha. Waarvan 80 ha bos, waarvan 60 ha gereserveerd voor de houtkap en 590 ha gecultiveerde grond en weide en boomgaarden. Vannerie commerce begint in Harcigny in ongeveer 1880. In die tijd zijn er ook veel cultivateurs (landbouwers, kwekers en tuinders. Langs le Huteau waren veel plantages van wilgentakken. De ruim honderd mandenmakers -sters deden veelal hun werk aan huis, naast hun werk op het land. In Origny en Thiérache had je de firma 'De Lasseaux'. Een bedrijf waar continu werk was. Voor velen was het seizoenwerk aan huis. Alfred Minez kende de vannerie van zijn grootmoeder, die hem er in opgevoed heeft.

1874-1906 Marie, Thérèse, Gabrielle Watteau was zeer begaan met het geestelijk leven rond Eglise St Martin. Zij werd begraven op het kerkhof van Harcigny, maar in de avond werd door de familie, in het geheim, het lichaam overgebracht naar de nabij gelegen ferme Gironsart. Op haar graf is een kapel opgericht ter ere van Gabrielle. Een soort heiligverklaring.

1884 Inwonersaantal Harcigny is 603.
De begraafplaats is verplaatst van de locatie rond de kerk naar de huidige plaats tussen de 'Rue sous le bois' en het bos.
1885 Op de calvaire staat de schenkingsdatum 1885 (oudste overgeplaatste graf 1840). De calvaire is geschonken door familie Watteau. Aan de hoofdlaan liggen oude graven van rond de kerk (datering van 1842 -1900). Een aantal houten witgeschilderde kruisen van oorlogsslachtoffers met bordjes 'Souvenir de France' staan ook op het kerkhof (namen bekend in de mairie). Families als Briquet, Picard, Beuvelet en Pery liggen er begraven. Ook Supernant, Vachet (zuil) en Alphonse Edouart Bouxin.

1901 Kadastrale tekeningen van de gemeente Harcigny.
1914-1918 De Grote Oorlog

1915-1960 Latterie-Fromagerie Harcigny.
Aan de Rue Principale staat een oker gepleisterd woonhuis in twee bouwlagen en een steil puntdak met pannen bekleed. Vrij ongewoon voor de bebouwing in Harcigny. Wat rommelige bijgebouwen vormen tezamen de beganegrond. Het verhaal vertelt ons dat onder het woongebouw zich grote kelders bevinden. Tussen 1915 en 1960 functioneerde hier de 'latterie-fromagerie' van Harcigny en omstreken. Er werd Maroilles gefabriceerd, de beste van de streek volgens Henry Briquet. De firma droeg de naam Renaud en later Renaud-Leclère. André Gasser was chauffeur op een melk tankauto en haalde bij de boeren de melk op. Op deze wijze leerde hij zijn toekomstige vrouw kennen, Mej. Bonmaison. Dit was echter in de 'latterie te Morgny en Thiérache'. De yoghurt die er gemaakt werd droeg de naam 'Steenworde'. De dorpsbewoner Henry Bouxin heeft hier nog gewerkt nadat de latterie in Morgny was gesloten.

1937 Gilbert Antony Yves Henri Beuvelet, geboren in 1937 te Vervins, is vanaf 1970 burgermeester van Harcigny (tot op heden, 2013). Vele jaren heeft hij zijn functie gecombineerd met leraarschap op een middelbare school te Vervins. Hij groeide op met zijn zuster Micheline Odette in het woonhuis annex forge aan de Rue Constant Juliën te Harcigny. De vader van Gilbert, Henri Gustave Asile Beuvelet, is geboren in 1908 in Vigneux Hocquet en was van beroep hoefsmid. Hij had het vak geleerd van Raoul Bohain in Harcigny. Ook de overgrootvader (1847) en de grootvader (1880) van Gilbert waren hoefsmid.

1940-1945 De Tweede Wereldoorlog.
Station Harcigny gesloopt. Rails via Duitsland naar Rusland en bielzen in de kachel. Inwonersaantal Harcigny 328.

1946-1958 4e republiek.

1948 Café-Boulanger-Epicerie, Hobart.
Fernand Hobart wordt eigenaar van de bakkerij in Harcigny. Voor de tweede wereldoorlog waren er in Harcigny vijf Buvettes. Er werd cider, café en audevie gedronken en nauwelijks bier en geen wijn. Als de eigenaar ging eten dan schoof men aan. Na de eerste wereldoorlog kwam er een bakker (coöperatieve bakkerij.). Men betaalde met juton (fiches) en kocht brood per kilo. Henri Hobart (1880-1960) is getrouwd met Fernande Lefevre. Van de zes kinderen die zij kregen trouwde Bernadette met Alfred Minez en Edith met de overleden Bernard Mennson. Bernard Menesson hield altijd tijdens de houtkap controle over het verloop van de procedure. Zijn vader was bûcheron vanaf zijn 14de en vader en zoon werkte veel samen. Fernand, de zoon van Henri, trouwde met Odette Belin. Hij was sinds 1948 eigenaar van de bakkerij met oven te Harcigny. De bedrijvigheid bestond al sinds 1914. Fernand was van 1960-1964 ook burgemeester van Harcigny. Uit het huwelijk met Odette Belin werd Bernard Hobart geboren, de huidige beheerder van het café in het centrum. In 1959 volgde hij zijn bakkersopleiding en in 1978 ging hij brood bakken in een eigen bakkerij te Hary en rondbrengen in wijde omgeving. Vanaf 1980 samen met zijn collega Gilles Nice. Daarnaast beheerde hij het café in Harcigny, waar de oven al lange tijd was gedoofd en nog een soort epicerie bestond. Marcel Belin, de grootvader van moederskant had reeds vanaf 1936 een bakkerij te Cilly, in de buurt van Marle.

1949 Monographie Communale par les eleves d'ecole.
1960-1964 Fernand Hobart is burgemeester van Harcigny.
2003 De lagere school sluit.
2008 Restauratie van de kapel van Sainte-Philomène.
2011-2012 Restauratie van de kerk, 'L'Eglise St. Martin', o.a. door Picart et fils.
De arm van St. Martin wordt bij de restauratie teruggevonden en na een zorgvuldige operatie is het houten beeldje weer compleet.

Geschiedenis naamgeving:

1120 Harcignis. J.C. Malsy
1135 Harcienne. Les Noms De Lieu Du ( A-L)
1144 Harcengnis. Département de L'Aisne.
1148 Harcennes.
1169 Harcegnies.
1231 Harcegnis.
1244 Harcenies.
1360 Harsignis.
1400 Harsegnys.
1616 Harcignys.
1699 Harsigny.

Paul De Ley.